Op weg naar een gifvrij tijdperk

Nederland is Europa’s grootste gebruiker van landbouwgif per hectare. De effecten op gezondheid en biodiversiteit zijn enorm en worden met elke onderzoek duidelijker. Het is niet zozeer de acute giftigheid maar vooral het langdurige effect. Boeren en burgers zijn beide slachtoffer, de industrie profiteert. De maatschappij draagt de kosten. De biodiversiteit holt achteruit, het aantal gevallen van Parkinson stijgt onrustbarend, de kwaliteit van het bodemleven en het oppervlaktewater zijn op veel plaatsen ver beneden het gewenste peil. Dat werpt een fundamentele vraag op. Waarom hebben we geen systeem van beoordeling dat ons beschermt tegen dit soort extreme gevolgen?

De problematiek leeft. Veel mensen zien de schadelijke gevolgen voor biodiversiteit en gezondheid. Ruim 100.000 Nederlanders zetten handtekening met persoonlijke gegevens voor het Europees Burgerinitiatief Red Bijen en Boeren. Begin oktober stemde de Tweede Kamer als reactie op diti inititatief in meerderheid voor het stellen van concrete doelen om de uitfasering van pesticiden snel in gang te zetten. De minister hield de boot af en verwees naar een vage toekomstnota.

Die reactie ontwijkt het fundamentele probleem. Wie van enige afstand kijkt naar de wijze waarop we tot nu toe omgaan met dit soort schadelijke stoffen en de enorme kosten voor milieu en maatschappij kan maar tot één conclusie komen: het moet anders. Aanpak van dit probleem vereist een totale herziening van het systeem van beoordeling van pesticiden. Vele voorbeelden laten zien dat stoffen nu eerst worden toegelaten voor grootschalig gebruik. Vervolgens blijkt na vele jaren dat er sterk ongewenste effecten zijn. Effecten die al lang bekend waren maar die de producenten verzwegen of probeerden uit beeld te houden. De meeste bekende voorbeelden zijn de neonicotinoïden (bijengif) en glyfosaat (roundup). Een goede beoordeling vooraf had enorme problemen, kosten en schade aan mens, milieu en biodiversiteit kunnen voorkomen.

Falende Europese beoordeling

In Europe beslissen de landen samen over toelating van de centrale werkzame stof in bestrijdingsmiddelen. Als onderzoek uitwijst dat die stof schade toebrengt aan genen en daarmee mogelijk kankerverwekkend is mag de stof niet worden toegelaten. Maar de beoordeling faalt. Van het onkruidverdelgingsmiddel glyfosaat – belangrijke actieve stof in Roundup – is uit vele gepubliceerde wetenschappelijke onderzoeken bekend dat het schade aan genen veroorzaakt. Reden voor het internationale Kanker Onderzoekscentrum IARC om de stof als waarschijnlijk kankerverwekkend te bestempelen.

Producenten hebben het met een gewiekste lobby criteria weten te introduceren waardoor onafhankelijke studies bij de beoordeling niet meegenomen worden. Daardoor berust de beoordeling bijna uitsluitende op studies van de producenten zelf, die op dit vlak buitengewoon onbetrouwbaar blijken. Zo kreeg glyfosaat in 2017 een hernieuwde toelating, terwijl het bij juiste beoordeling eigenlijk verboden had moeten worden. Dat kwam deze zomer aan het licht, toen onafhankelijke wetenschappers toegang kregen tot de tot voor kort geheime studies van de producenten. Vele media schreven over deze affaire en wij publiceerden dit achtergrondartikel.

Nederlands CTGB compleet in de fout bij nieuwe glyfosaat beoordeling

De toelating voor glyfosaat in de EU loopt af in december 2022. De producenten hebben onder leiding van Bayer Monsanto om verlenging gevraagd. Instituten uit vier landen kregen van de EU Commissie het verzoek naar de ingediende studies te kijken. Het Nederlandse College voor de Toelating van Gewasbeschermingsmiddelen en Biociden CTGB is er daar een van. Hun conclusie in juni dit jaar: niets aan de hand, verlenging kan.

De studies die het CTGB heeft beoordeeld zijn opgevraagd en door twee internationaal gerenommeerde experts tegen het licht gehouden. Hun conclusies liegen er niet om:

  • Op grond van internationaal erkende en bindende testrichtlijnen zijn 18 van de 35 door de fabrikanten uitgevoerde studies “niet betrouwbaar”. Vijftien andere zijn “gedeeltelijk betrouwbaar” en slechts twee zijn betrouwbaar.  Toch hebben CTGB en de andere beoordelaars al deze studies als relevant bestempeld.
  • De kankeronderzoekers concluderen dat de testmethoden in alle industriestudies meer dan 30 jaar oud zijn. Het in vivo model dat het meest is gebruikt spoort slechts 5-6 van de 10 carcinogenen (kankerverwekkende stoffen) op.
  • Geen van de door de industrie gepresenteerde studies beoordeelt DNA-schade in de lever en andere inwendige organen. Dit terwijl verschillende onafhankelijke en in wetenschappelijke tijdschriften gepubliceerde studies die moderne onderzoeksmethoden gebruiken er juist op wijzen dat het herbicide bij muizen DNA-schade in de lever veroorzaakt.
  • Op basis van de studies van de fabrikanten kan beslist niet geconcludeerd worden dat glyfosaat niet genotoxisch (*) is. De beoordelende instanties trekken die conclusie juist wel.

Een uitvoerige presentatie over het onderzoek door Professor S. Knasmüller en Dr. A. Nersesyan is hier in de Nederlandse vertaling te vinden (pdf). De Engelse versie vind je hier.

Schadelijk effect op de hersenen niet getest en niet onderzocht

De gebrekkige en achterhaalde beoordeling van de effecten op genen is niet het enige hiaat. Ook op andere terreinen faalt de inschatting van de risico’s. De Nederlandse Parkinsonvereniging maakt zich ernstige zorgen over de schadelijke effecten van pesticiden  en publiceerde een overzicht van informatie en onderzoeken. Professor Bas Bloem van de Nijmeegse Radboud Universiteit ziet een Parkinsonpandemie en ziet het gebruik van pesticiden als een van de belangrijke oorzaken. “Het woord pandemie kennen we van corona natuurlijk en dat slaat op ziekten die snel om zich heen grijpen. Ook de ziekte van Parkinson groeit snel, het is de snelstgroeiende hersenziekte ter wereld. En waar ik me heel erg druk om maak, is dat we die snelle groei op zijn minst voor een deel aan onszelf te danken hebben.” (Gelderlander, 28 september 2021). Recent pleitte het Rijksinstituut voor Gezondheid en Miliieu RIVM voor strengere eisen voor pesticiden om schadelijke effecten voor de hersenen te voorkomen.

Slechts heel beperkt onderzoek van effect op de bodem

Hoogleraar Violette Geissen doet onderzoek aan de Wageningen Universiteit naar bodemdegradatie en landbeheer. Zij doet in opdracht van de Europese Commissie de komende jaren onderzoek naar het cocktaileffect van bestrijdingsmiddelen. “Niemand weet wat de mengsels van pesticiden en afbraakproducten met onze gezondheid doen.” Ze wijst ook op de heel beperkte beoordeling van schadelijke effecten op de bodem. “Voor de bodem zijn vijf soorten bodemorganismen terwijl er meer dan één miljoen soorten zijn. De effecten van de continue toediening van pesticiden op de veerkracht van de bodem en de gevolgen voor de beschikbaarheid van nutriënten (voedingsstoffen) en andere ecosysteemdiensten worden niet getoetst, alleen de mortaliteit en de gevolgen voor voortplanting van die vijf organismen op de korte termijn van maximaal 56 dagen.” (Trouw, 4 december 2020)

Geissen vindt dat het testbeleid anders moet. Ze wijst erop dat wetenschappelijke onderzoeken herhaaldelijk de schadelijkheid van producten met glyfosaat aantoonden. Maar die onderzoeken maken niet of nauwelijks deel uit van de testen en modelberekeningen van de Europese voedselautoriteit EFSA.  „De testen geven geen beeld van de wérkelijke risico’s”, zegt Geissen. (Gelderlander, 16 oktober 2020)

Beoordeling moet dringend op de schop

We hebben een instantie die beoordeelt of producenten op de markt kunnen brengen. Het is een zogenaamd zelfstandig bestuursorgaan. Het voert zelf haar taken uit, op basis van de regelgeving en de minister houdt toezicht en is eindverantwoordelijk. De instantie gaat door het leven als het College voor de Toelating van Gewasbeschermingsmiddelen en Biociden CTGB. Maar waakt deze organisatie ook over milieu en gezondheid? Het antwoord daarop is nee, getuige bovenstaande hiaten in de beoordeling.

De bepaald niet erg neutrale naam van het instituut doet de wenkbrauwen fronsen. Het is blijkbaar niet in eerste instantie bedoeld voor behoeden tegen schadelijke effecten, maar vooral voor toelating van producten. Het beschouwt geen landbouwgif of pesticiden, ook geen bestrijdingsmiddelen, maar ‘gewasbeschermingsmiddelen’. Die verhullende term is door de producenten bedacht: ‘bescherming’ klinkt veel positiever dan ‘gif’ of ‘bestrijding’. Als het instituut vooral bedoeld was om de maatschappij te beschermen tegen gevaarlijke chemische stoffen in onze leefomgeving dan zou een naam als College Beoordeling Gevaarlijke Stoffen toch een stuk meer voor de hand liggen. Dat ligt dan keurig in het midden, want helemaal omgedraaid zou het College Afwijzing Milieuverpestingsmiddelen heten.

Natuurlijk gaat het niet alleen om de naam. Het gaat vooral ook om de opzet van de organisatie en de criteria waarmee gewerkt wordt. Dat geldt ook voor vergelijkbare instituten in andere EU landen. Bijzonder is dat het CTGB wordt betaald wordt door bedrijven die toelating van hun producten aanvragen. Op zich is het niet vreemd dat de aanvrager betaalt voor het werk dat gedaan moet worden, wel is het instituut hier volledig van afhankelijk omdat het de enige bron van financiering is. In andere landen draagt de overheid tenminste een deel van die kosten.

Problematischer zijn de normen waarmee het instituut werkt. “De producent overlegt een dossier met volgens good laboratory practice uitgevoerde onderzoeken en die worden zorgvuldig gecontroleerd en getoetst aan de veilige waarden, zoals vastgelegd in Europese wetgeving en guidance-documenten.” Aldus het CTGB. Die ‘good laboratory practices’ zijn juist onderdeel van het probleem, want die vereisen een duur certificaat dat alleen de industrie zich kan permitteren en zo vallen de meeste onafhankelijk wetenschappelijke onderzoeken buiten beschouwing. De ‘toets’ is niet op basis van nader eigen onderzoek: daar zijn geen middelen voor. De EU wetgeving en guidance-documenten zijn duidelijk toe aan herziening.

Duidelijk is dat het CTGB in de huidige opzet faalt in de beoordeling van bestrijdingsmiddelen op mogelijke schade voor mens en andere organismes. Het werkt met criteria die de fabrikanten sterk bevoordelen en die de onafhankelijke wetenschap grotendeels buiten boord zet. Het beschermt het milieu en de maatschappij niet tegen bijzonder schadelijke gevolgen. Dat kan niet langer: het is de hoogste tijd de naam, de criteria en de werkwijze grondig te herzien.

(*)  Genotoxisch

Genotoxiciteit is het moleculaire mechanisme voor het ontstaan van kanker, erfelijke mutaties en schade aan de voortplanting. Pesticiden die kanker, mutaties of schade aan de voortplanting veroorzaken, mogen in Europa niet worden toegelaten krachtens de EU-verordening inzake pesticiden. Daarom is de beoordeling van de genotoxiciteit door de Europese autoriteiten van centraal belang voor de goedkeuring van glyfosaat. Het Europees Agentschap voor chemische stoffen (ECHA) en de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) hebben het laatste woord over deze kwestie. Hun conclusies worden medio 2022 verwacht.